K.M. Nubé-Jonker |
16-07-2014 |
Het zal 1922 geweest zijn als mijn moeder, Corrie, 18 jaar oud, in betrekking komt bij mevrouw Katoen, denkelijk toen al weduwe (ik heb moeder nooit over een echtgenoot gehoord) met twee zoontjes: Max, 5 jaar en Alfred, 4 jaar. Een klein Joods gezinnetje in de Van Musschenbroekstraat in Amsterdam.
Corrie heeft het er goed, ze werkt in de huishouding, maar ze wordt ook mee uit genomen, later gaat ze ook alleen met de beide jongetjes op stap, bijv. naar Artis. Max is druk en ongedurig, in tegenstelling tot Alfred die heel rustig en ernstig is. Het zijn twee echte stadsjongetjes.
De broers Alfred en Max Katoen
Corrie blijft er zes jaar, een zo groot deel van haar jonge jaren dat ze er later, als ze zelf getrouwd is, ook vaak over praat. En mijn broer en ik vinden het leuk als ze vertelt over Max en Alfred: hoe ze de geluiden van de Amsterdamse tram na konden doen, gierend de bocht om. Hoe ze leerden dat je niet zo maar een pardonnetje (windje) mocht laten, maar dan even de kamer uit moest gaan, wat wij prompt, in het overdrevene, in de praktijk brachten. En maar lachen natuurlijk. Hoe ze te logeren kwamen bij mijn grootouders in Alkmaar, waar ze, o …, dolle pret, in een bedstede moesten slapen. Als ze ’s avonds laat nog liggen te spoken roept mijn grootvader: “Jongens, nou is het mooi geweest, nou loeren gaan hoor!” Waarop Alfred roept “Oooh, …. opa zegt ‘loeren gaan’. Een uitroep, die, een halve eeuw later, nog gebruikt wordt in onze familie (loeren is Noord-Hollands voor ‘slapen’)
Ik denk dat Amsterdam, door deze verhalen, iets heel aantrekkelijks krijgt voor ons. Of de broers ons later regelmatig bezochten weet ik niet. Het bezoek wat ik me herinner moet in 1938 of 1939 geweest zijn. Ik ben dan een jaar of 9. We wonen in Heiloo. Ze kwamen met een auto, stel je voor: in die jaren een auto (Ik meen me vaag te herinneren dat één van hen vertegenwoordiger was). Het was zo feestelijk, want ze namen mijn broer en mij mee naar een banketbakkerszaak. We moesten rustig in de auto blijven zitten, terwijl zij taartjes gingen kopen. En ik zie nog hoe ze in de etalage aanwezen …., die …., en die ….. en misschien een beetje baldadig de winkel uitkwamen met de grote taartjesdoos.
Dan lijkt er iets meer contact? De oorlog breekt uit en op een keer is er een brief van mevrouw Katoen. Een blauwe correspondentiekaart voor mij van ‘tante Betsje’ (Waarom? Verjaardag?) en ze schrijft dat “als later alles weer goed is, dan komen mijn broer en ik logeren in Amsterdam”. Ik kon me in die jaren niets zaligers voorstellen, want ik was dol op logeren, maar had maar één tante op een dorp, wat ook jaarlijks een feest was, maar ja, Amsterdam, dat zou toch nog eens iets anders zijn.
Zomer 1942. Mijn moeder is in verwachting van een ‘nakomertje’ en Max en Alfred krijgen een oproep zich dan en dan, daar en daar (Hollandse Schouwburg?) te melden met daarbij een lange lijst van alles, wat ze mee moesten nemen. Ik heb de indruk dat iedereen meehelpt om die jongens zo goed mogelijk van alles te voorzien. Ze hebben beiden een flinke rugzak. Met hulp op de kop getikt? Laten maken? Of was het voorschrift?? Van dubbel-velours gordijnen worden ‘lumberjacks’ gemaakt. DDT poeder is kennelijk moeilijk aan te komen, maar het lukt (dat maakt veel indruk op mij, dat je ergens naar toegaat waarvan bekend is, dat je daar DDT nodig hebt ??!!). Ze zijn heel flink, of houden zich zo voor hun moeder?? Max zegt “als we moeten werken, nou, dan zullen we werken”. Iets van “je moet je niet meteen laten intimideren”.
Bij mijn weten hebben ze die zomer ook die grote foto’s laten maken. Alfred met een uitdrukking op zijn gezicht van ‘dit is catastrofaal’ …, Max heeft iets van ‘niet meteen wanhopen’.
Herinner ik me goed dat Alfred een niet-joods meisje had? Hij maakt het uit omdat hij haar niet wil verplichten, misschien heel lang op hem te moeten wachten. Waarom is hij niet met dat meisje getrouwd? Dat gebeurde toch! Of wilde hij z’n broer niet in de steek laten?
En dan denk ik dat m’n moeder met ons naar Amsterdam gaat om afscheid van de jongens te nemen. Ik zie ons in een hoek-woonkamer. Ik ben 13 jaar en draag mijn mooie blauwe jurk met rood/ witte ruitjes. Een conversatie die langs me heen gaat of die ik niet begrijp (Ik begrijp overigens helemaal de ernst niet van dit afscheid). Als we weggaan zegt Alfred: “Corrie, dat wordt een mooi meisje, let maar op”. M’n moeder die lacht met een gezicht van ‘ach, dat zal wel loslopen’. Ik geef Alfred een hand (natuurlijk heb ik Max en mevrouw Katoen ook een hand gegeven, maar herinner mij er niets van) en een paar hondendroevige ogen (of zijn het die ogen van de foto) als hij zegt: “Ik hoop dat als ik je weer ontmoet, dat je dan een beetje groter geworden bent”. Ik ben heel verwonderd, want niemand heeft ooit zoiets tegen mij gezegd en echt begrijpen doe ik het ook niet. Maar later blijkt het een zin, die een mensenleeftijd blijft hangen.
Mevrouw Katoen ontvangt een ‘opgewekte’ kaart uit Westerbork.
Thuis mogen we meedenken over een naam voor de nieuwe baby. De naam Alfred valt. Ja, dat vinden we allemaal een mooie naam. Op 24 oktober 1942 wordt er bij ons een jongetje geboren. Hij heet Dick. Maar waarom geen Alfred, dat hadden we toch zo’n beetje afgesproken? En bedachtzaam zegt mijn vader: “Bij nader inzien hebben we dat toch maar niet gedaan, want er kan misschien altijd een droevige herinnering aan die naam zitten”. Niet wetende dat die ook aan de naam Dick zou zitten, want hij overlijdt, 3 jaar oud, op 29 oktober 1945.
Na de oorlog krijgt mijn moeder weer contact met mevrouw Katoen (Overigens heet ze dan ‘al’ ‘Mendes Coutinho’). Zij heeft de oorlog overleefd, maar vraag niet hoe. Ondergedoken in een villa (?) in het Gooi (?), waar de Duitsers een inval doen. Er zat een Joods jongetje in een kinderstoel aan tafel, gelukkig keken ze niet naar het kind om. Mevrouw Katoen vlucht de tuin in en zij, die nooit iets ‘kon’, klimt over een twee meter hoge muur, komt in een andere tuin en zit daar, hoe lang? Dagen? Nachten? Ook moet ze ernstig ziek geweest zijn, maar redde het en beschouwde dat als een teken, dat haar jongens terug zouden komen …
De informatie gaf niet veel hoop, ergens aan een loket had iemand tegen haar gezegd: “1942?, daar is niets meer van over …”. Hoe kom je dan nog thuis? Hoe leer je daar mee leven? Ik weet niet of ze ooit gehoord heeft, dat ze nooit meer terug zouden komen, ooit geweten heeft, waar, …. en wanneer … Zij verwijt mijn moeder dat die haar jongens niet bij zich genomen heeft als onderduikers. En mijn moeder, geschokt door de dood van haar eigen kind, heeft geen weerwoord. Corrie en mevrouw Katoen, beiden zo gewond, hebben elkaar niets meer te zeggen.
De jaren verstrijken, waar is mevrouw Katoen gebleven? Mijn moeder dacht dat ze naar een familielid in Amerika zou zijn gegaan. En wij leven met de gedachten dat Max en Alfred weggevoerd zijn en misschien in een werkkamp …. of in de mijnen …….. Corrie overlijdt in 1979.
Zomer 1990 logeren mijn man en ik in Drenthe en we gaan naar Westerbork, want we willen het monument zien. Maar we komen terecht in het herinneringscentrum en ontdekken in een vitrine een boek met namen. Het ligt open op de letter K …… En ineens zeg ik tegen mijn man “zal ik eens vragen of Max en Alfred in die boeken voor komen?” En ik vraag .. We worden op kantoor ontvangen door de heer G. Hij zoekt en vindt en ik knik en zeg ”allebei op dezelfde datum, is dat toeval! De ene in Birkenau en de ander in Auschwitz”(waar zit soms een mens z’n verstand?). “Dat is hetzelfde”, zegt de heer G., “broers probeerden bij elkaar te blijven”.
Huilend loop ik in de bossen van Westerbork …. “broers probeerden bij elkaar te blijven”…. “ik hoop, dat als ik je weer ontmoet … “, de taartjes, die .. en die .., en opa zegt “loeren gaan” …. Ik ben groter geworden, ik ben 60 jaar en heb een zoon van 22. Niet teveel nadenken ….
Moge ze bij elkaar gebleven zijn. Moge zij, met die vele anderen, vredig ‘loeren’ in de eeuwigheid.
K.M. Nubé-Jonker
TerugJe kunt zelf namen kiezen of de computer een naam laten kiezen.
Doneren via naam adoptie >>
- - -
De Holocaust ligt inmiddels ruim 75 jaar achter ons. Toch voelen veel mensen, ook van jongere generaties, nog altijd de gevolgen van die afschuwelijke tijd. De verschrikkingen van de Holocaust en het gemis van familieleden, vrienden en bekenden werken op verschillende manieren door in het leven van velen. In reactie op onze oproep Wat is jouw verhaal? vertellen mensen hier over.
Jouw verhaal delen? >>
- - -
Het slachtofferregister van Oorlogsgravenstichting
(link opent in nieuw venster)
- - -
Digitaal Joods Monument
(link opent in nieuw venster)
- - -