Wim Wiss |
21-11-2019 |
Ik heb geadopteerd Martijn Meijer ("Martin") Witteboon (* Amsterdam, 19 december 1902), zijn echtgenote Rena Estella ("Ré") Cohen (*Beverwijk, 16 oktober 1908), hun zoontje Philip Salomon ("Fiep" of "Fiepie", * Utrecht 26 september 1937) en hun (schoon)moeder Froukje Cohen-Hagens (* Het Bildt, 21 februari 1874). Zij woonden in 1942 in de Obrechtstraat in Utrecht en waren de overburen van mijn moeder Miep Wiss-Filippo, die daar als kind met haar ouders en oudere zuster een paar deuren verderop in de straat woonden.
Martin Witteboon en Ré Cohen trouwden in 1935 aan het Rapenburg in Amsterdam en verhuisden kort daarna naar Utrecht, waar Martin Witteboon als verkoper werkzaam was en waar in 1937 hun zoontje Philip geboren werd. In 1938 betrokken zij hun laatste huis in vrijheid aan de Obrechtstraat, waar ook Ré Witteboon-Cohen's moeder Froukje Cohen-Hagens bij hen kwam wonen. Zij was sinds 1936 weduwe van Philip Cohen.
Zij allen zijn in de nacht van vrijdag 2 op zaterdag 3 oktober 1942 via het toenmalige station Maliebaan - het tegenwoordige Spoorwegmuseum - van Utrecht naar het Durchgangslager Westerbork weggevoerd, waar zij in barak 58 werden ondergebracht. Kort daarna is oma Froukje Cohen-Hagens naar barak 84/A overgeplaatst, dit was een zieken-/bejaardenbarak met verzorging.
Op vrijdag 23 oktober werden Martin Witteboon, Ré Witteboon-Cohen en Fiep Witteboon op transport gezet. Van het station in Hooghalen via Bremen, Berlijn, Liegnitz en Cosel (teg. Kozle) naar Auschwitz.
Op zaterdag 24 oktober moesten alle mannen onder de vijfenvijftig jaar oud in Cosel gedwongen de trein verlaten. Dit ging binnen een tijdsbestek van twintig minuten, gelegenheid tot afscheid nemen werd niet gegeven. Ook Martin Witteboon moest de trein verlaten.
Eerder had Martin Witteboon in de trein Ernst Ruschkewitz, diens echtgenote Ruth en hun zesjarige zoontje Jan uit Bodegraven ontmoet. Ernst Ruschkewitz heeft kans gezien tot maart 1944 een met potlood geschreven dagboek bij te houden, waarin Martin Witteboon twintig keer met naam wordt genoemd. Het is vooral dankzij dit unieke document, dat de lotgevallen van Martin Witteboon met enige mate van zekerheid te reconstrueren zijn. De mannen waren ongeveer even oud, hadden eenzelfde gezinssamenstelling (getrouwd en een zoontje van onder de tien jaar oud) en schijnen in gevangenschap een hechte vriendschap te hebben onderhouden. In ieder geval was Ernst Ruschkewitz dermate op Martin Witteboon gesteld om te proberen hem zoveel mogelijk bij zich in de buurt te houden en te helpen. In de dwangarbeiderkampen vervulde Ernst Ruschkewitz een soort voormansfunctie, deze stelde hem in staat nog enige invloed - hoe weinig ook - aan te wenden.
Na het verlaten van de trein in Cosel werden beide mannen weggevoerd naar het dwangarbeiderkamp Sankt Annaberg (teg. Gora Swietej Anny), hier werd vulkanisch gesteente gewonnen voor de aanleg van wegen.
De trein zette echter de reis naar Auschwitz voort en kwam daar in de nacht van zondag 25 op maandag 26 oktober 1942 aan. Ré Witteboon-Cohen, haar zoontje Fiep, Ruth Ruschkewitz-Eichenberg en haar zoontje Jan zijn daar meteen na aankomst vermoord.
In februari 1943 bezocht Aus der Fünten het Durchgangslager in Westerbork en vond dat daar veel te veel zieken en bejaarden in de ziekenbarakken verpleegd werden. Hij besloot dat daar maar eens "opruiming" gehouden moest worden, hetgeen leidde tot een zieken- en bejaardentransport. Dit vertrok op dinsdag 9 februari 1943 uit Westerbork, Froukje Cohen-Hagens maakte hier deel van uit. Alle gedeporteerden werden meteen na aankomst in Auschwitz op vrijdag 12 februari 1943 vermoord.
Op donderdag 25 maart 1943 werden Martin Witteboon en Ernst Ruschkewitz overgebracht naar Blechhammer (teg. Blachownia), een subkamp van Auschwitz-Monowitz, waar uit steenkool benzine werd gewonnen. Blechhammer had zelf ook een aantal subkampen, zo werd Martin Witteboon in oktober 1943 een aantal dagen in het subkamp Blechhammer-Uhde tewerkgesteld, daarna voegde hij zich weer bij Ernst Ruschkewitz in het hoofdkamp.
In deze kampen was men niet helemaal verstoken van nieuws uit de buitenwereld. zo refereert Ernst Ruschkewisch aan de Conferentie van Casablanca in januari 1943 en de val van Mussolini in juli 1943. Tot het einde van juli 1943 hadden beide mannen geen idee van wat er met hun gezinnen gebeurd was. Hen werd verteld dat hun vrouwen in een zelfde soort kampen woonden als zijzelf en dat zij dagelijks de kinderen mochten zien. Ook werd hen een aantal malen verzekerd dat zij binnenkort naar hun vrouwen zouden mogen schrijven. Aan het einde van juli 1943 kwamen er echter Poolse gevangenen in het kamp en dezen brachten verhalen met zich mee over de verschrikkingen van de vernietigingkampen. De twijfel begon toen toe te slaan.... In het dagboek schreef Ernst Ruschkewitz "Leven zij eigenlijk nog wel? Men hoort zoveel wat men eigenlijk niet geloven wil" en "De Polen vertellen de vreselijkste dingen". Ondanks dat hebben ze de hoop niet op willen geven en het is bijzonder schrijnend om te lezen dat zij de verjaardagen van hun vrouwen en kinderen nog vieren, terwijl deze al maanden daarvoor vermoord zijn....
Het dagboek eindigt in maart 1944, kort daarna heeft Ernst Ruschkewitz kans gezien het mee te geven aan een niet-joodse ingenieur, die in het kamp installatiewerk kwam verrichten en het dagboek vervolgens het kamp uitgesmokkeld heeft.
Eind 1944 rukte het Russische leger steeds verder op en werd door de SS-leiding besloten de concentratiekampen in het oosten te evacueren en de overgebleven gevangenen over te brengen naar de meer westelijk gelegen concentratiekampen. Zij moesten dit te voet doen, wie niet meer verder wilde of kon werd vermoord.
Martin Witteboon is met Ernst Ruschkewitz op zondag 21 januari 1945 vertrokken naar het dwangarbeiderskamp Groß-Rosen, waar gevangenen in onmenselijke omstandigheden in een steengroeve werden tewerkgesteld. Op vrijdag 2 februari 1945 kwam de dodenmars uit Blechhammer in Groß-Rosen aan, kort daarna werd de evacuatie per trein in goederenwagons voortgezet richting Buchenwald. Deze treintransporten werden enige malen door geallieerde vliegtuigen onder vuur genomen, waarbij vele onschuldige slachtoffers zijn gevallen.
Of Martin Witteboon Groß-Rosen gehaald heeft, daar vermoord werd of tijdens de treinreis vandaar door geallieerde kogels werd getroffen of al eerder tijdens de dodenmars vanuit Blechhammer vermoord werd of door ontberingen is gestorven, was voor mij niet te achterhalen. Zijn officiële sterfdatum is woensdag 7 februari 1945, maar dit lijkt een generieke datum te zijn die gelezen moet worden als een datum waarop hij met zekerheid niet meer in leven was.
Ernst Ruschkewitz is kort daarna gestorven, op of omstreeks 31 maart 1945. Ook hier geldt dat de datum gezien moet worden als een datum waarop hij met zekerheid niet meer in leven was.
***************
Precies vier jaar geleden, in de middag van zaterdag 21 november 2015, stond mijn moeder voor het Joods Monument bij het Spoorwegmuseum in Utrecht en zag daar keihard in steen gebeiteld staan wat zij diep van binnen altijd wel geweten moet hebben, maar wat pas op dat moment voor haar volledig en onontkoombaar werkelijkheid werd. De namen en sterfdata van haar verdwenen en vermoorde buren. En het schokte haar tot in het diepst van haar ziel. Niet dat dat naar buiten toe zichtbaar was, want zij was niet van de emotionele uitbarstingen en al helemaal niet in het openbaar, maar het onder doodse stilte langzaam plaatsen van haar vlakke hand op de steen van het monument vertelde mij meer dan genoeg op dat moment. Het was één van de indrukwekkendste momenten van mijn leven met haar.
In het daaropvolgende jaar en tot aan haar overlijden op 2 maart 2017, heb ik er door allerlei omstandigheden niet meer met haar over gesproken, niet in het minst omdat we dit soort emotionele zaken meestal maar uit de weg gingen en er in die tijd ook andere en recentere emotionele zaken speelden, die wij een plek moesten geven. Echter, in het jaar na haar overlijden en na het afwikkelen van haar nalatenschap, waarin je de tijd krijgt om over dingen na te denken en zaken uit het verleden in perspectief te plaatsen, realiseerde ik me dat het lot van haar buren haar altijd bezig is blijven houden. Zo staat mij nog bij dat wij ooit het voormalige kamp Westerbork bezochten, terwijl er nog barakken aanwezig waren en ook de spoorbomen er nog stonden, maar ook het monument met de opgekrulde rails er al was. Ik moet toen acht jaar oud of daaromtrent zijn geweest en het doel van het bezoek ging toendertijd volkomen langs me heen, maar ik heb er altijd wel een herinnering aan gehouden. Hoe anders is het daar nu.
Hoe het ook zij, toen in april 2018 het te realiseren Holocaust Namen Monument onder mijn aandacht kwam, kwam meteen ook de herinnering aan 21 november 2015 weer boven en heb ik namens mijn moeder de namen van haar buren geadopteerd. Dat het tot vandaag geduurd heeft voordat ik daar ook mijn motivatie voor naar buiten heb gebracht, is alleen en uitsluitend gelegen in het feit dat ik - behalve hun namen - niets van de familie Witteboon-Cohen wist en ik de tussenliggende tijd heb besteed aan het proberen hun verhaal te achterhalen. Mijn moeder is overleden en verder is er van mijn familie niemand meer in leven die mogelijkerwijs meer had kunnen vertellen. Overigens realiseer ik me dat de kennis van mijn moeder ook zeer beperkt geweest zal zijn, zij was bijna veertien jaar oud toen haar buren werden weggevoerd en mijn grootouders waren van de oude stempel, dat wil zeggen kinderen hoefden niets te weten van zaken die alleen grote mensen aangingen. Hoe vaak ben ik al niet tegen de gevolgen van die houding aangelopen!
De zoektocht naar het gezin Witteboon is een bijzondere emotionele tocht geworden en is dat nog altijd. Letters op een scherm kunnen nooit de werkelijkheid in al haar gruwelijkheid weergeven noch wat het lezen van die letters met een mens doen...
Een foto van het gezin en/of oma heb ik helaas nog altijd niet kunnen vinden, al zal ik de zoektocht ernaar blijven voortzetten. Er is immers ook een voornemen om voor hen stolpersteine te realiseren. Laat het voorlopig genoeg zijn dat Martin, Ré en Fiep Witteboon en oma Froukje Cohen-Hagens een beetje aan de vergetelheid ontrukt zijn, ook al heb ik zelf geen herinneringen aan hen om te delen. Een man van veertig, een vrouw van drieëendertig, een kind van vijf (VIJF!) en een vrouw van achtenzestig. Een man, een vrouw, een kind en een oma. Niet te bevatten.
Op het Joods Monument in Utrecht staat de tekst "Zie, ik heb je in mijn handpalmen gegrift". Ik heb hen in mijn hart gegrift.
Als we mensen en gebeurtenissen aan de vergetelheid prijsgeven en van hun bestaan en hun lot niets leren, zal de kans onaanvaardbaar groot zijn dat hun geschiedenis zich zal herhalen. Het feit dat eenzelfde soort rattenvangers zoals die in de jaren dertig en veertig de mensheid beduvelden, nu ook weer een grote aanhang lijken te vergaren en de mensheid zich weer laat beduvelen (en het niet wil of kan zien, ook in dit land, ik vind het echt onbegrijpelijk), bewijst dat een monument zoals het Holocaust Namen Monument er zeker moet komen. Past het niet in de buurt, doet het zeer aan de ogen? MOOI! Dan kijkt tenminste niemand er over heen!
*******************************
Wim Wiss
Lelystad
----------------
Iedereen kan bijdragen aan het Namenmonument. Kies de manier die het beste bij u past.
Bouw mee >>
Je kunt zelf namen kiezen of de computer een naam laten kiezen.
Doneren via naam adoptie >>
- - -
De Holocaust ligt inmiddels ruim 75 jaar achter ons. Toch voelen veel mensen, ook van jongere generaties, nog altijd de gevolgen van die afschuwelijke tijd. De verschrikkingen van de Holocaust en het gemis van familieleden, vrienden en bekenden werken op verschillende manieren door in het leven van velen. In reactie op onze oproep Wat is jouw verhaal? vertellen mensen hier over.
Jouw verhaal delen? >>
- - -
Het slachtofferregister van Oorlogsgravenstichting
(link opent in nieuw venster)
- - -
Digitaal Joods Monument
(link opent in nieuw venster)
- - -