Holocaust Namenmonument mag lelijk zijn, juist daarmee zegt het wat het moet zeggen |
13-12-2018 |
Jessica Durlacher in de Volkskrant
In de Lichtenthalerallee in Baden Baden waar het jongetje dat mijn vader vroeger was, met zijn ouders woonde liggen er drie voor de deur. Voor Erna Durlacher, Arthur Durlacher en Gerhard Durlacher. Stolpersteine – struikelstenen – de kleine vierkante steentjes met hun messing bovenkant waarin de namen van in de Tweede Wereldoorlog verdreven joden zijn gegraveerd, en die inmiddels verspreid liggen over heel Europa. Hier en daar vind je in steden in Europa halve stoepen belegd met Stolpersteine.Dat was een goeie vangst voor de SA, of de plaatselijke politiemensen, kan je dan haast niet helpen om te denken, al was het lang niet altijd de politie, SA of Gestapo die voor het vertrek op die bepaalde plek zorgden – vaak herdenken de steentjes ook de vlucht uit dat huis, van die plek: wanhopige beslissingen van mensen die op grond van steeds geloofwaardiger geruchten alles wat ze hadden noodgedwongen achterlieten, hopend op een redding die ze uiteindelijk niet vonden. Joodse families met meisjes, jongens, vaders, moeders, opa’s, oma’s, alleenstaanden, stellen.
De gedachte blijft voor altijd onverdraaglijk: dat gewone mensen om hun afkomst of geloof moesten vluchten of onder dwang weggehaald zijn van hun plek, uit de kamers waar ze hebben gegeten en (met elkaar) geslapen, hun verjaardag gevierd, dansjes gemaakt als ze een goed humeur hadden, geschreeuwd als ze boos waren, op elkaar, op de kinderen, een plek om te lezen, muziek te maken, zich te kunnen verschansen, zich op hun gemak te voelen, om hun kinderen op te voeden... Om vervolgens met hun koffers naar een plek te worden gebracht waar ze werden uitgekleed, beroofd, uitgehongerd, gemarteld, doodgeslagen of vergast.
Niet onopgemerkt
Het blijft een verhaal dat haast niet aan te horen is zonder gek te worden van weerzin. Zo pervers dat je er het liefste nooit meer aan zou denken. Maar dat is geen optie als we een beschaafd land willen zijn, compleet met een geweten en historisch besef, een land dat wil begrijpen, oordelen en opvoeden, een land als een Mensch…
Het is werkelijkheid geweest en niet aan ze denken is een stuk fijner maar het zou een verkrachting zijn van de nagedachtenis van al die vermoorde mensen.
Elke keer dat ik Stolpersteine zie ben ik gek genoeg behalve aangeslagen om de tragiek ervan, ook getroost door het feit dat ze er liggen. Dat er mensen zijn die de steentjes daar hebben willen graveren en neerleggen. Dat al die moorden niet onopgemerkt gebleven zijn.
Intense woede
Gelukkig lijkt haast niemand ertegen om ook een specifiek monument te wijden aan álle namen van de Nederlandse slachtoffers. Toch heeft het heel erg veel strijd gekost dat dit specifieke monument in Amsterdam er komt in de huidige vorm. Een paar weken terug is groen licht gegeven voor de bouw.
Dat de buurtbewoners van het voorgenomen Namenmonument moeite hebben met de weinig democratische besluitvorming rond het ontwerp van Daniel Libeskind – daar kan ik me in verplaatsen. Maar de intense woede over en weerstand tegen de aard van het ontwerp waarover ik las schokte me ook. Is het echt zo nodig dat een monument voor een 102.000-voudige misdaad die de stad voor altijd verminkte en van karakter veranderde mooi en beschaafd en bescheiden oogt? Niet te groot en te hoog is? Zelfs de eis dat zo’n monument zou moeten ontroeren verbaasde me. Wie bepaalt dat…?
De vergelijking tussen de lokale Stolpersteine en het voorgenomen Namenmonument snijdt geen hout, maar hij wordt gemaakt. Ten faveure van de Stolpersteine, die zoveel ontroerender zouden zijn dan een groot monument. (Degenen die dat zeggen vergeten dat er mensen zijn die ook van die steentjes voor hun voordeur niet gediend zijn omdat ze hen ‘een naar gevoel’ geven.)
Stolpersteine zijn inderdaad mooi en ze geven de straat waar ze zijn gelegd iets kostbaars mee. Ze nemen weinig ruimte in en ze schreeuwen toch stilletjes om aandacht voor de schande. Terloops schitterend slaan de steentjes ons bescheiden om de oren met wat we het liefst willen vergeten. Maar hoe intens ook, lang niet alles en niet iedereen wordt er mee herdacht.
Verloren
Het Namenmonument van Daniel Libeskind, gepland op de Weesperstraat in Amsterdam, doet die poging wel; het zal immers 102.000 namen weergeven, op evenzoveel (bak)stenen. De muren die daarmee gebouwd worden zullen zigzaggen, in het plantsoen van de Weesperstraat, zoals wel meer ontwerpen van Libeskind enigszins lijken te zigzaggen, met hun suggestie van gebroken Davidsterren. In zoveel steen zal dat ontegenzeggelijk ontregelend werken als je ertussen loopt – al vormen zijn zigzagmuren (in staal) vier Hebreeuwse letters die samen ‘In memoriam’ betekenen. Je zult je er enigszins verloren voelen, zij het binnenin minder dan wanneer je er buitenaf naar kijkt, langs loopt of rijdt – zo stel ik me tenminste voor. Een kolossale stenen bliksemschicht in de Weesperstraat.
Ik durf het bijna niet te zeggen maar om eerlijk te zijn hoop ik een beetje op de verlorenheid. Het op stapel staande monument moet toch het complement van de Stolpersteine zijn, en nee, niet mooi of bescheiden. Misschien dat een monument als dit dat ook niet moet zijn, als historische markering? Moet het wreed en groot zijn, autoritair als een tempel, klaar om ons tijdelijk op te vreten en uit te spuwen?
Online kun je het monument alvast bekijken, en ik heb het bekeken. Nee, móói vind ik het niet, net zomin als ik het Joods Museum in Berlijn mooi vind, wel vind ik het imposant en erg, en ik geloof dat ik ook wel heel graag wil dat het dat is: imposant en erg.
In het allereerste hoofdstuk van de ongelooflijke roman Leven en Lot van Vasili Grossman dat onder meer de Duitse kampen beschrijft, wijst de schrijver op de onmenselijke eentonigheid van de gebouwen en wachttorens van de kampen die de uniciteit van de mens ontkracht. De uniciteit van het levende kapotgemaakt door de doodsheid van de eenvormigheid.
In Berlijn schiep Libeskind ter verbeelding daarvan aan het eind van een gang die haast onmerkbaar omhoogliep, een kleine met krankzinnig hoge muren omsloten binnenplaats waar het waaide en koud was, vreselijk claustrofobisch door die muren en de stalen, even hoge, deur die vanzelf achter je sluit als je binnen bent. Je word er gegarandeerd overvallen door een haast fysieke eenzaamheid.
(De opluchting daarna naar buiten te kunnen...)
Onvoorstelbaar
In dit voorgenomen monument lijkt Libeskind opnieuw te spelen met de naarheid van die uniformiteit, fysiek en hardhandig. Niets moois of bescheidens aan dus – al schuilt in de vervorming, het spel, wel troost. Die is immers bedacht, grillig en uniek. En menselijk, hoe immens ook. Die vorm zegt: het vreselijke was vreselijk, en is gezien, is niet onopgemerkt gebleven. Het is groot. En waarom is het zo groot? Omdat het de namen van al die mensen wil weergeven. De veelheid van de namen is de veroorzaker – niet de hybris van de maker. Dat is ook het huiveringwekkende. Want het was huiveringwekkend. Het was enorm. Het was onvoorstelbaar. Het monument is de markering van een onvoorstelbare amputatie. Het zegt: we hebben het gezien, en we zullen het blijven zien. Het is pijnlijk.
Als het klaar is kunnen we de namen van de onzen op het monument zoeken en eraan lijden, aan de onontkoombaarheid ervan, aan de puntige, kille stenigheid, aan de meedogenloosheid van de massa waaruit het bestaat die vertelt van het verlies van toen. Dat Nederland, zoals het toen was, het lot van al deze mensen niet heeft kunnen voorkomen.
Dat is geen onbelangrijk besef nu we weten dat 38 procent van de Europese joden zich inmiddels zo onveilig voelt dat ze weg willen uit Europa, ook uit Nederland.
Maar als je denkt aan het aantal en het schandaal van al die angst en al die vermoorde mensen, wat is het dan eigenlijk maar klein, wat is het dan eigenlijk bescheiden…: die paar zigzagmuren met namen, daar op de Weesperstraat.
Jessica Durlacher is schrijfster.
----------------
Iedereen kan bijdragen aan het Namenmonument. Kies de manier die het beste bij u past.
Bouw mee >>