'Monument vermoorde landgenoten is verworden tot burenruzie' |
09-03-2019 |
Het verzet tegen het Holocaust Namenmonument toont andermaal dat Nederland morele kwesties nonchalant door de vingers laat glippen, betoogt PS-chef Judith Zilversmit.
Het Parool | Door: Judith Zilversmit
Zij die herinnerd worden, blijven eeuwig in leven. Dat is een joodse wijsheid die bij mij erin is gestampt. Door de naam van een overledene hardop uit te spreken en op bewuste momenten te noemen, is diegene er altijd.
Elke keer als ik dit doe tijdens de jaartijd - de sterfdag van mijn vader of zus -, ervaar ik natuurlijk verdriet. Tegelijk word ik positief geraakt door dit ritueel. Het houdt mijn vader en zus dicht bij me.
De afgelopen dagen is in Amsterdam veel gediscussieerd over het Holocaust Namenmonument. De bouw ervan, op een groenstrook langs de Weesperstraat, werd wederom uitgesteld. Buurtbewoners gingen naar de rechter omdat zij stelden dat 24 bomen niet mogen worden gekapt. De rechter wees dat verzoek toe.
Verzet
Het Auschwitz Comité is al jaren bezig een plek te zoeken. Deze zomer schaarde de gemeenteraad zich achter de komst van het Namenmonument op de Weesperstraat. Deze locatie was gekozen nadat een poging om het monument een plek in het Wertheimpark te geven was stukgelopen op verzet van de buurt.
Het ontwerp van de wereldberoemde architect Daniel Libeskind werd als ongepast ervaren. In 1939 woonden 140.000 Joden in Nederland. Daarvan hebben 102.000 Joden de oorlog niet overleefd. Voor deze slachtoffers is in Nederland nog altijd niet een monument waarop ieder individueel slachtoffer van de Holocaust met naam en toenaam wordt genoemd.
Het Namenmonument geeft de vermoorde Joden, die geen graf hebben, een eigen plek. Er komt zodoende, 74 jaar na het einde van de oorlog, een plek waar alle slachtoffers kunnen worden herdacht en herinnerd - zodat ook zíj bij ons kunnen blijven.
Collectief geheugen
Nederlanders geven graag hoog op van hun tolerantie en hun hang naar vrijheid. De vele verhalen en films over het verzet tijdens de oorlog zijn onderdeel van ons collectieve geheugen geworden. De minder heldhaftige kanten van onze geschiedenis - slavernij, antisemitisme, de koloniale oorlog in Indonesië - wordt in dat collectieve geheugen vaak vluchtig weggewuifd.
In Amsterdam zijn relatief meer Joden naar de vernietigingskampen weggevoerd dan in elke andere Europese stad. Dat kon omdat veel Amsterdammers wegkeken, of actief meewerkten aan het afvoeren van de Joden.
In Amsterdam zijn relatief meer Joden naar de vernietigingskampen weggevoerd dan in elke andere Europese stad
Verkooppraatjes
Mijn vader, die de Holocaust overleefde, heeft zich nooit een Nederlander gevoeld. Hij kende de feiten en bleef bezorgd over de onverschilligheid waarmee Nederlanders naar hun rol in de oorlog keken. Ook decennia later, toen geschiedschrijvers hun werk hadden gedaan en breeduit bekend was dat Amsterdammers tijdens de oorlog gewoon naar de bioscoop bleven gaan, sportcompetities vrolijk doorgingen en eigenlijk het hele openbare leven doordenderde zonder al te veel sores over het lot van de Joden.
Nederlands oorlogsfeitje: er werd in 1942 meer getrouwd dan voor de oorlog. Ander feitje: Joodse Amsterdammers die tijdens de oorlog in het concentratiekamp of de onderduik hadden gezeten, kregen na de oorlog alsnog een rekening voor de achterstallige erfpacht op hun huis, in veel gevallen verhoogd met een boete voor de gemiste betalingen - een smet die pas in 2010 naar buiten kwam.
Een monument voor 102.000 vermoorde landgenoten is verworden tot een buurtruzie
Nederland is een handelsnatie. Verkooppraatjes zijn hier een tweede natuur. De Nederlandse mentaliteit in de oorlog is zo'n praatje geworden - een gepolijst heldenverhaal waarin een hoofdrol is weggelegd voor een hardnekkig soort zelfgenoegzaamheid. Een zelfgenoegzaamheid die de Nederlanders een vrijbrief geeft om vol te houden dat het geweten zuiver is, de meesten aan de goede kant hebben gestaan en het werkelijke kwaad zich buiten de Nederlanders zelf heeft voltrokken.
Wegkijken
Het Namenmonument zou aan dat wegkijken een einde kunnen maken. De duizenden en duizenden namen van vermoorde Joden zouden ons met meer realiteitszin naar het verleden doen kijken, en met een scherpere blik naar de toekomst.
"Verdriet heeft wel een plek nodig, maar niet hier," zei een tegenstander van Libeskinds Namenmonument eerder deze week. Een ander riep: "We zijn niet tegen het Namenmonument, maar wel als het hier komt."
Het hoort blijkbaar bij dit land morele kwesties nonchalant door de vingers te laten glippen. Een monument voor 102.000 vermoorde landgenoten is verworden tot een buurtruzie.
De meeste Amsterdammers keken de andere kant op toen tussen 1940 en 1945 zo'n 60.000 Joden uit Amsterdam zijn weggevoerd. Nu lijkt zelfs voor het Namenmonument geen behoorlijke ruimte beschikbaar te zijn. We hebben niets geleerd. Bomen kunnen op meer steun rekenen dan Joodse Amsterdammers.
Judith Zilversmit (42)
Chef van de dagelijkse bijlage PS en het weekendmagazine PS van de Week van Het Parool.
Dit artikel lees je ook op de website van Het Parool
Terug